Terug naar de samenvatting van de gebruikershandleiding voor de nieuwe fx-92B Secondaire:

Verifieermodus in- of uitschakelen

Druk op de toets TOOLS I om de verifieermodus in te schakelen.Verifieermodus met de fx-92B Secondaire

Markeer Verifiëren AAN met de pijltjes R R en bevestig met de toets | of B. Bovenaan het scherm verschijnt een pictogram dat aangeeft dat de rekenmachine in de verifieermodus staat. Deze modus kan gebruikt worden in het menu REKENEN en in het menu Vergelijking.

Druk op de toets TOOLS I om de verifieermodus uit te schakelen.

Markeer met de pijl omlaag R Verifiëren UIT en bevestig met de toets | of B. Het pictogram van de verifieermodus verdwijnt.

Onmiddellijk verifiëren in het menu REKENEN

Zet de rekenmachine in de verifieermodus en open het menu REKENEN met de toets w en de pijltjes E, R, ! en $. Druk vervolgens op de toets | of B om te bevestigen.Verifieermodus met de fx-92B Secondaire

Stel met de toets VARIABLE  de gewenste waarde(n) van de variabelen die geverifieerd moeten worden in. Gebruik de pijltjes E, R, ! en $ om de gewenste variabele te selecteren en de waarde ervan in te voeren. Bevestig daarna met de toets | of B. Keer terug naar het menu REKENEN met de toets `. Voer de uitdrukking in die geverifieerd moet worden:
3 [ + 5 = 1 1

Na het bevestigen van de uitdrukking met de toets | of B toets wordt het woord Fout weergegeven. In het voorbeeld is dus de waarde van het linker- en het rechterlid niet aan elkaar gelijk voor de gekozen waarde.

Het is mogelijk om de ingevoerde uitdrukking direct voor een nieuwe waarde te testen door de werkwijze voor het toekennen van een waarde te herhalen met , R, R, R, dan de nieuwe waarde in te voeren en te bevestigen met de toets | of B. Na het afsluiten met de toets `, wordt de controle direct opnieuw gestart met de toets | of B.

Functiewaarden verifiëren in het menu REKENEN

Zet de rekenmachine in de verifieermodus en open het menu REKENEN met de toets w en de pijltjes E, R, ! en $, Druk vervolgens op de toets | of B om te bevestigen.Verifieermodus met de fx-92B Secondaire

Het is mogelijk om de verifieermodus met functies te gebruiken.
Definieer de functies met FUNCTION Q. Selecteer Definieer f(x) met de pijl omlaag R R en druk dan op | of B. Definieer de functie f(x)= 2x+3 en bevestig met | of B. Herhaal deze werkwijze voor de functie g(x) = 4x-5. Stel met de toets VARIABLE ‘ de gewenste waarde in voor de variabele x die gebruikt moet worden voor de verificatie. Gebruik de pijltjestoetsen R R R R om deze variabele te markeren en voer de gewenste waarde in door direct 4 in te typen. Bevestig daarna met de toets | of B.
Verlaat de modus voor het instellen van de variabele met de toets `.

Nu kan geverifieerd worden of de functiewaarde van de ingevoerde variabele gelijk is aan een bepaalde waarde.
Roep de functie f opnieuw op met de toets FUNCTION Q: Q B [ ) = 3. Bevestig met de toets | of B. Het rekentoestel geeft aan dat de functiewaarde van f voor x=4 niet gelijk is aan 3.

Het is ook mogelijk om de gelijkheid van twee functiewaarden voor dezelfde vooraf gedefinieerde waarde te verifiëren. Voer de te controleren gelijkheid in door de functies f en g op te roepen met de toets FUNCTION Q: Q B [ ) = Q R B [ ). Bevestig met de toets | of B. Het rekentoestel geeft aan dat f(4)=g(4).

Tot slot kan ook de gelijkheid van de twee functiewaarden voor twee verschillende waarden gecontroleerd worden.
Voer de te controleren gelijkheid in met de gekozen waarde door de functies f en g op te roepen met de toets FUNCTION QQ B 1 ) = Q R B 7 )

Bevestig met de toets | of B. Het rekentoestel geeft aan dat f(1)g(7).
Ga nu na of f(2) = g(3): ! ! o 3 ! ! ! ! o 2
Bevestig met de toets | of B. Het rekentoestel geeft aan dat f(2)=g(3).

Waarden verifiëren in het menu VERGELIJKING

Zet de rekenmachine in de verifieermodus. Open het menu VERGELIJKING met de toets w en de pijltjes E, R, ! en $.Verifieermodus met de fx-92B Secondaire

Druk twee keer op de toets | of B om te bevestigen. Kies 2 onbekenden en druk op | of B.

De verifieermodus kan alleen gebruikt worden met 2 onbekenden.

Markeer met de pijltjes E, R, ! en $ de in te voeren coëfficiënten, voer dan de coëfficiënten in en bevestig elke invoer met de toets | of B. Druk op | of B om te beëindigen.

Kies een van de volgende opties:

  • Oplossing invoeren
  • Geen oplossing
  • Oneindig aantal oplossingen

Voer de x- en de y- waarde in die getest moeten worden en druk op | of B om te bevestigen.

Als (x,y) geen oplossing van het stelsel is, of als de gekozen optie (hier Geen oplossing of Oneindig oplos) niet correct is, verschijnt de melding Fout. Met Terug wordt het vorige scherm opgeroepen, zodat nieuwe waarden ingevoerd kunnen worden. Bevestig met de toets | of B.

Voer de nieuwe x- en y- waarde die getest moeten worden in en druk op | of B om te bevestigen. Als (x,y) een oplossing is van het ingevoerde stelsel, dan verschijnt de melding Waar.

Met Terug naar vergelijking kunnen de coëfficiënten van het stelsel gewijzigd worden, met Opl Bevestigen worden de x- en de y- waarde opgeslagen. Bevestig met de toets | of B.